Gisteren was het weer zover: de Tsjeven mochten nog eens opdraven in de naar hun ontstaansverhaal zo genoemde De Zevende Dag om een analyse te maken van waarom ze toch niet meer dé volkspartij zijn. Waarom ze maar 11% meer halen in een peiling die Het Laatste Nieuws absoluut noodzakelijk vond om af te nemen, terwijl de regeringen van de vorige verkiezingen nog niet gevormd zijn. En ra-ra-ra in die peiling: de mensen keren zich af van de “politique politicienne”, want postjespakkers en al!
“We moeten dat signaal van de kiezers serieus nemen,” zeggen de politiekers politiciennes dan. En welk signaal ze dan denken mee te moeten nemen, dat beslissen ze helemaal zelf. Uiteraard. Een verhaal dat ze mensen dan keer op keer oplepelen tot een groot genoeg deel van die mensen ook echt beginnen geloven dat het net dat is dat hun tegensteekt. En wie heeft er dan een oplossing voor die problemen? Traditioneel zou dat dan die partij moeten zijn die dat probleem heeft aangekaart. Toch?
“We moeten meer wijzen op rechten en plichten,” kwamen de Christen-Democraten, of zijn het Centrum-Democraten, of maakt dat allemaal geen fluit uit, in de feiten? Want dat is de analyse die ze op hun hoofdkwartier in de Wetstraat maakten: dat mensen heel hard bezig zijn met rechten en plichten. En dat we mensen moeten wijzen op hun plichten. En op hun rechten. De mensen, dus.
Als er één ding is wat N-VA de laatste vijftien jaar goed gepusht heeft, dan is het wel een verhaal rond rechten en plichten. Maar net door ze niet te linken. Keer op keer wijzen ze naar voorvallen waar sommigen hun plichten niet nakomen: zie de Walen, zie de Sossen, zie de vreemdelingen, ‘t is toch allemaal godgeklaagd. En daar koppelen ze steeds gevallen aan van rechten die geschonden worden: zie daar de voormalige Kerstmarkt, zie daar geen Zwarte Piet meer, zie daar onze vlaggen op een festivalterrein, weg met ons en al.
Ik geloof nogal hard in het praten met mensen die een ander gedacht hebben dat het mijne. Want ik wil het graag eerst begrijpen, voor ik er een mening over vorm. Dat klinkt hoogdravend, maar dat zijn nonkel en tantes op familiefeesten, en me dan inhouden om hen niet te overtuigen van mijn groter gelijk. Of die ene aangetrouwde nicht die op een VB-lijst stond in haar gemeente, altijd interessant.
En net dat komt ongemeen vaak terug, een riedeltje dat ontzettend hard is blijven plakken: “zie mij eens mijn plichten nakomen en ik heb bijna geen rechten meer; en zie die ander eens al hun rechten opeisen zonder tot ook maar iets verplicht te worden.” Kort samengevat: “Rechten voor mij, plichten voor een ander.”
Het word tijd om daar een ander verhaal tegenover te zetten. Niet als tegenstand van dat verhaal, maar iets waar mensen warm van worden. Ik denk dat dat wel kan.