Sinds ik klein ben, vraag ik mij bij heel veel dingen af of iemand ze nu zou uitvinden als het niet zou bestaan. Frietjes of koffie of bier, bijvoorbeeld, zouden we daar een nood voor vinden waardoor iemand experimenteergewijs daarop zou stoten?
Of feestdagen, zoals die van vandaag. Dat dat niet zou bestaan en dat er dan een maatschappelijk debat zou ontstaan over het nut van een reeks afgesproken random dagen waarop bijna niemand moet werken. En zou dat debat dan enig kans van slagen hebben?
Ik denk van niet, dat zie je ook aan het debat rond de 30/32-urenweek of het universeel basisinkomen.
En dan vraag ik me af of het niét-heruitvinden een reden zou zijn om iets af te schaffen of niet. Want dingen hebben ook een traditie en een waarde.
Aan zo’n dingen denk ik dus.